Wednesday, August 27, 2008

Olieprijzen wat moeten we verwachten?

Het is belangrijk om de discussie over de oorzaak van stijgende en dalende olieprijzen te volgen. Bij het bestuderen van dit vraagstuk wordt het al gauw duidelijk dat diverse instituten en deskundigen daarover behoorlijk van mening verschillen.

Er zijn in elk geval twee hoofdlijnen, waarbij de ene groep analysten een fundamentele en toenemende wanverhouding tussen vraag en aanbod als oorzaak van de prijsschommelingen aangeeft en de andere voornamelijk zaken als speculatie, winstpolitiek van oliemaatschappijen en/of resource nationalisme van olieproducerende landen als de oorzaken van het probleem noemt.

De eerste stroming gaat ervan uit dat er in de komende jaren er een onafwendbaar, fundamenteel en groeiend tekort aan aardolie zal ontstaan, na een periode van piekproductie waarin het aanbod gelijk blijft terwijl de vraag stijgt. Deze opvatting is vooral gebaseerd op het ervaringsfeit dat elke oliebron na een fase van stijgende en piekproductie, een gestadig afnemende hoeveelheid olie levert tegen steeds hoger wordende kosten en lagere EROI (Energy Return of Investment), tot het punt dat de olie niet meer kan worden ontgonnen omdat daarvoor per barrel meer energie nodig is dan door de olie zal worden geleverd. De meeste bronnen op aarde buiten Saoedi Arabie, zijn volgens de rapportage van de energie instituten op dit moment in de fase van afnemende productie. Deze deskundigen geven aan dat de olie niet opraakt, maar dat de totale jaarlijkse olieproductie na het bereiken van een maximum productie (piek) zal afnemen, waardoor een periode van sterke prijsschommelingen zal worden gevolgd door een onafwendbare en sterke stijging van de olieprijzen.

De stroming die het houdt op speculatie en winstmaximalisatie van oliemaatschappijen vindt dat er niets aan de hand is en dat met voldoende exploratie en exploitatie er nog zeker tot het eind van de eeuw en waarschijnlijk nog veel langer, meer dan genoeg olie te vinden is om aan de stijgende vraag tegemoet te komen. Ze geven aan dat de OPEC en met name Saoedi Arabie rapporteert dat hun olievoorraden ruim voldoende zijn om aan de geprojecteerde toename in de vraag te voldoen. Voor de langere termijn rekenen ze erop dat wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van oliewinning en verwerking ervoor zullen zorgen dat er voldoende ruwe olie tegen voor de economie aanvaardbare prijzen beschikbaar zal zijn.

Er moet worden aangetekend dat de vraag naar energie en speciaal fossiele brandstoffen vrij goed kan worden berekend, omdat de gegevens voor de meeste landen gemakkelijk te achterhalen zijn. De voorraden zijn om verschillende redenen echter veel minder duidelijk. Ondanks het belang dat aardolie heeft voor de totale wereldeconomie blijken er zeker voor de voorraden in de OPEC landen geen of onvoldoende objectieve data beschikbaar te zijn. De wereld moet aannemen wat elk land opgeeft als voorraad. Een andere kwestie is dat de investeringen in de oliesector aantoonbaar achterlopen, waardoor de productie van olieproducten uit ruwe olie op zich een beperkende factor kan vormen totdat daar iets aan is gedaan. Deskundigen van alle stromingen geven aan dat onder andere hierdoor, de olie prijzen in de komende jaren waarschijnlijk wel zullen stijgen, behalve als door een wereldwijde economische recessie de vraag naar aardolie vermindert.

Als planner, beleidsmaker en gewone burger kun je je afvragen wat je met de uiteenlopende visies van deskundigen aan moet. Het is daarom goed om bij het bestuderen van dit vraagstuk enkele punten steeds in gedachten te houden:
  1. Wie zegt wat - zoek naar de achtergronden van de personen of instituten die de mening geven
  2. Is een bepaalde opvatting gebaseerd op bekende gegevens (harde feiten), geschatte cijfers of gewoon op hoop voor de toekomst?
  3. Worden meerdere invalshoeken en mogelijkheden gepresenteerd, of houdt de expert zich slechts met een kant van de zaak bezig?
Deze vragen helpen om een indruk te vormen over de waarde die een bepaalde publicatie heeft bij het bepalen van de uitgangspunten voor beleid of maatregelen in de persoonlijke sfeer.

Bij het plannen van reactie op ontwikkelingen in de aardolieprijs, zijn enkele andere vragen van belang:
  1. Wat zouden we in het ergste geval moeten doen en wat bij de minst erge problemen?
  2. Hoe is de situatie voor Suriname
  3. Welke acties zijn in elk geval goed? De zogenaamde "no regret" maatregelen die in elke verwachte situatie een positief effect hebben
  4. Voeding en huisvesting zijn de meest basale behoeften. Hoe zullen die onder verschillende omstandigheden worden beinvloed?
  5. Welke mogelijkheden hebben we om juist voordeel te halen uit het probleem?
Hieronder enkele links naar sites die de problematiek van verschillende kanten presenteren.

Fundstrategy magazine
Peak oil review (ASPO)

Wednesday, August 13, 2008

Wat doen we in Suriname met de rapporten van IPCC en NIMOS over effecten van klimaatverandering?

Suriname is zoals veel landen in onze regio niet verantwoordelijk voor de uitstoot van grote hoeveelheden CO2 en wij behoren vanwege onze kleine economie en ons oerwoud, niet tot de grote vervuilers in de wereld. Bovendien behoren we tot de landen met een hoog percentage 'schone' energie, vanwege het feit dat we voor de opwekking van electriciteit voornamelijk waterkracht gebruiken. Wij zullen dus de gevolgen van de klimaatverandering over ons heen krijgen zonder dat we daaraan veel hebben bijgedragen en zonder dat we op dit moment belangrijk kunnen bijdragen aan de vermindering van CO2 uitstoot (hoewel alle beetjes helpen). We krijgen de problemen in elk geval wel op ons bord.

Waarschijnlijk zijn de ongewone weersomstandigheden die we binnen een relatief korte periode hebben meegemaakt, de eerste tekenen van het veranderend klimaat. Voor de meeste mensen in Suriname is dit duidelijk. Wat de gevolgen op wat langere termijn zullen zijn en hoe we erop moeten reageren is voor diezelfde mensen echter heel wat minder duidelijk.

De regering lijkt geen of onvoldoende aandacht te hebben voor de hele kwestie, terwijl de laatste rapporten van "The Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)" erop wijzen dat de situatie met betrekking tot CO2 uitstoot is verslechterd. Er blijken bovendien reeds enkele jaren rapporten te bestaan over de Surinaamse situatie, die een vrij grimmig beeld schetsen. Volgens "The first National Communication to the United Nations Framework Convention on Climate Change" van het NIMOS, zou de schade die Suriname kan lijden, lopen in de miljarden US dollars voor overheid en particulieren. Deze schade zal volgens het rapport vooral worden veroorzaakt door verzilting van landbouwgebieden en directe waterschade door zeespiegelstijging. Er wordt aangegeven dat reeds een zeespiegelstijgingen van 50 cm zeer ernstige gevolgen met zich mee zal brengen en dat een stijging van één meter rampzalig zal zijn.

Naast de effecten van zeespiegelstijging verwacht de IPCC problemen door extreme weersomstandigheden, zoals hevige regenval en episodes van droogte. Deze weersomstandigheden zijn intussen ook in Suriname voorgekomen, voorlopig met relatief weinig persoonlijke ongelukken, maar wel met behoorlijke materiele schade. In het aangehaalde NIMOS rapport wordt ook gewaarschuwd voor mogelijke toename van windkracht in de kustvlakte, waarbij in eerste instantie aan de reeds wankele bananensector wordt gedacht. De gevolgen op langere termijn van afnemende regenval zijn het droger worden van bepaalde landbouwgebieden, afname van beschikbaar zoet water en negatieve effecten op de opwekking van electriciteit door de waterkrachtcentrale te Afobaka. De toegenomen wind hebben we in 2007 en zeker in 2008 kunnen merken: We herinneren ons het weggewaaide dak van het Diakonessenhuis en de tientallen huizen op Leiding en Sarmacca waarvan daken of delen daarvan, letterlijk "eraf vlogen". Hieraan is van regeringszijde vrijwel geen aandacht besteed en naar de samenleving toe is er geen informatie geweest.

Naast de dreigingen presenteren de Surinaamse rapporten ook maatregelen ter bescherming en vermindering van de gevolgen. Het aanleggen van dammen en dijken in gebieden waarin er al veel is geinvesteerd zoals in Paramaribo, het wegtrekken uit bedreigde gebieden wanneer het niet anders kan en landbouwmaatregelen, zoals het planten van gewassen die kunnen gedijen in de nieuwe omstandigheden. Specifiek wordt geadviseerd om onderzoek te doen naar rijstsoorten die in brakwater of (zoals in het binnenland) op "droge grond" kunnen groeien in verband met de verwachte verzilting van traditionele rijstgronden. Ondanks de ernst van de geschetste situatie is door de regering echter geen plan van aanpak gepresenteerd en zijn de adviezen niet omgezet in een concreet actieplan.

Al deze zaken worden verder gecompliceerd door de verwachting dat de prijs van energie zal stijgen waardoor financiering van diverse activiteiten en projecten mogelijk in het gedrang kan komen, met name als te lang daarmee wordt gewacht. Als Suriname dus doorgaat met het negeren van de klimaatproblematiek zullen we onvoorbereid worden overvallen door negatieve effecten en gevaren waartegen we ons wel hadden kunnen beschermen. Het betekent echter ook dat we niet zullen kunnen inspelen op eventuele nieuwe mogelijkheden en ontwikkelingskansen, die door de veranderingen mogelijk ook zullen ontstaan.

Aanpassing aan de genoemde klimaatveranderingen in een tijdperk waarin de beschikbaarheid van goedkope energie en betaalbare voeding op zijn minst onzeker zijn, is geen zaak die individueel of zelfs door NGO's kan worden aangepakt. Overheden zullen daaraan stevig leiding moeten geven, in intensieve samenwerking met diverse organisaties van burgers en regionale overheden (die we niet hebben in Suriname).

Het is in elk geval noodzakelijk dat iedereen die op welk niveau dan ook een leidinggevende rol vervult in onze samenleving, zich met deze problematiek bezighoudt en van de leiding van het land en de volksvertegenwoordiging eist dat er een plan van aanpak wordt ontwikkeld en uitgevoerd, met de reeds beschikbare informatie als uitgangspunt. De ingestelde werkgroep die de regering moet adviseren over het milieu en het klimaat, moet transparant werken en de informatie mag niet verborgen blijven. De samenleving heeft recht op informatie en voorlichting, zoals dat ook is aangegeven in het NIMOS rapport. De regering heeft de plicht deze kwestie aan het parlement voor te leggen en het parlement dient het op de agenda te brengen, zodat we met elkaar kunnen bepalen op welke wijze we zullen inspelen op de problematiek.

Het laatste rapport van 'The Intergovernmental Panel on Climate Change', betreft een overzicht dat vooral bedoeld is voor beleidsmakers. De Surinaamse regering moet op korte termijn aan het parlement een plan van aanpak presenteren om de gevolgen van de gecombineerde "klimaat-energie-voedsel" problematiek, waar we reeds mee geconfronteerd worden, het hoofd te bieden.

In elk geval moet de regering op korte termijn:
  • Aan de Universiteit van Suriname, het NIMOS en andere nationale en internationale deskundigen de opdracht geven om binnen enkele maanden een geactualiseerd en meer gedetailleerd rapport te presenteren, over de specifiek voor Suriname te verwachten veranderingen en hun effecten op verschillende sectoren van onze samenleving.
  • Op basis van deze informatie en adviezen, in overleg met de private sector een geintegreerd programma ontwikkelen voor de aanpak van de problemen en de benutting van nieuwe mogelijkheden (bijvoorbeeld in de voedselproductie), waarbij ook rekening wordt gehouden met de verwachte ontwikkelingen op het gebied van de aardolieprijs.
  • Vaststellen welke acties in elk geval – de zogenaamde 'no regret' maatregelen - moeten worden ondernomen en direct daarna starten met de uitvoering. Verbetering van de waterhuishouding van Paramaribo en van de rijstarealen in Nickerie, vermindering van brandstofverbruik door onder andere eliminatie van de verkeerscongestie in de binnenstad, verbetering van het openbaar vervoer en de verbreding van de bruggen over het Saramacca kanaal, zijn enkele voorbeelden .
  • Financieringsbronnen identificeren en aanspreken.
  • Een concreet werkplan opstellen voor de uitvoering van in het programma geplande overheidsprojecten en activiteiten en dit als additioneel Meerjaren Ontwikkelingsplan aanbieden aan De Nationale Assemblee.
  • Een speciaal voorlichtingsprogramma opstarten om burgers te informeren over de problematiek, zodat ze de juiste beslissingen kunnen nemen en eventuele problemen kunnen voorkomen of oplossen. Vooral voor jonge mensen is deze informatie van bijzonder belang.







Friday, August 01, 2008

Energie problematiek niet over vijf jaar, maar nu.

CIEP - Clingendael International Energy Programme | Publications
Beleidsmakers in verschillende delen van de wereld lopen achter op de feiten over energie. Er zijn fundamentele wijzigingen opgetreden in de wijze waarop de olieprijs tot stand komt en het is te verwachten dat deze situatie in de komende jaren grote invloed zal uitoefenen op onze economie. Deze problematiek is zoals hier op deze Blog al eerder aangegeven, al enige tijd voorspeld. Eerst waren het alleen de zogenaamde 'peak oil aanhangers', maar later steeds meer andere organisaties en ten slotte gaf de International Energy Agency in 2007 voor het eerst duidelijk aan dat in het volgende decennium waarschijnlijk het aanbod van aardolie de vraag maar moeizaam zou kunnen bijhouden, met substantiele prijsstijgingen als gevolg.

In Suriname heb ik regelmatig zowel in het parlement als door middel van brieven naar het staatshoofd aandacht gevraagd voor deze situatie, omdat analyse leert dat tijd een belangrijke factor is bij het beperken van de schade of het benutten van de mogelijkheden die Suriname heeft op dit gebied. De reactie van de overheid is uitgebleven en de effecten zijn al voelbaar in de samenleving. De noodzaak van een duidelijk energiebeleid en de instelling van een speciaal instituut dat de ontwikkelingen op het gebied van energie kan monitoren om regering en parlement daarover te adviseren, wordt steeds groter. De hele kwestie is tot nu toe niet eens onderwerp van discussie in De Nationale Assemblee.

Ik ben van mening dat vanwege de mogelijk zeer ernstige (economiche ) gevolgen van deze problematiek, niet alleen de regering en de volksvertegenwoordiging oplossingsmodellen moeten aandragen en uitvoeren. Iedere persoon of organisatie die op welk niveau dan ook leiding geeft of verantwoordelijk is voor informatie en educatie heeft de taak zich te (laten) informeren en in de eigen omgeving of sector actief bij te dragen aan het vinden van nieuwe overlevings- en ontwikkelingsstrategieen.

We zullen niet op elkaar kunnen wachten.

Hieronder het begin van een rapport van het Clingendael Instituut, dat de ontwikkelingen en vooruitzichten op een rij zet.

Oil turbulence in the next decade, Jan-Hein Jesse and Coby van der Linde

A CIEP analysis of the recent development of demand and supply for crude oil indicates that the mismatch in supply and demand growth could cause tighter oil markets than we already experience today. In the World Energy Outlook 2007, the International Energy Agency (IEA) warned of a possible 'energy crunch'. But what was anticipated to happen in the first part of the next decade has been fast-forwarded to today, more than 5 years earlier, and could shake the very foundation of our energy systems if no action is undertaken.

Without exaggeration, the recent developments in the international oil market are ground-breaking: a little over a year ago, in January 2007, the West Texas Intermediate crude oil price (WTI) traded for $50 dollar a barrel. Within a year, the price doubled to $100 per barrel in January 2008 and pushed through to over $135 in June 2008, against the backdrop of the fresh market supposition about reaching a whopping $200 per barrel in 2009. If this proves to be true, the world will not only have moved from an "Oil Demand-led World" to an "Oil Supply-constrained World" (since 2004) but, more importantly, will then also experience a radical change in the oil price formation. lees verder...